van
Inhoud: Het boek bestaat uit twee delen.
Eerste deel: Lot gaat trouwen met Elly. Zijn moeder peinst over het
verleden en
haar familie en maakt ruzie met Steyn. Harold denkt aan wat hij in
Indonesie heeft gezien van het vreselijke familiegeheim: de moord op
zijn vader. Mama Ottilie zal geld krijgen van Takma. Elly en Lot
bezoeken op hun huwelijksreis Pauws. Therese en Ottilie jr. en Aldo.
Verder is het eerste deel gevuld met bezoeken van de familieleden aan
elkaar en hun gesprekken.
Tweede deel: Ook hier weer vele
bezoeken, vooral aan grootmama. Daan komt naar
Nederland en Ina hoort flarden van een gesprek tussen hem en Harold.
Deze laatste weet al 60 jaar lang iets. Maar wat? Harold vertelt niets
over het geheim en Stefanie wil zich erbuiten houden. Ook Roelofsz
laat niet veel los. Grootmama ziet de schim van haar vermoorde man. Takma
sterft. Adele, de nicht die het huishouding doet, leest op zijn
kamer een brief en ontdekt zo het geheim van de moord. Takma's dood
wordt voor grootmama verborgen gehouden. Hij heeft geld nagelaten voor
Adele, Elly en mama Ottilie. Elly en Lot komen thuis. Steyn leest op
verzoek van Adele de bewuste
brief. Roelofsz sterft. Mama Ottilie suggereert haar moeder de dood
van Roelofsz. Grootmama begrijpt; zij ziet de schim van Takma en weet
nu, dat ook hij dood is. Zij sterft. Lot ligt thuis ziek. Hij vertelt aan
Pauws, dat Elly als verpleegster
naar Moekden is gegaan. Pauws is daarover verontwaardigd, maar Lot
kalmeert hem. Te Napels krijgt Lot bezoek van zijn vader, daarna van
Steyn, die hem het geheim van Takma en grootmama vertelt. Lot verlangt
naar Elly. Hij krijgt een brief van zijn moeder, die jaloers is omdat
Hugh haar niet meer zoveel aandacht schenkt. Lot is bedroefd, maar
troost zich met zijn werk over de Medici's. Zijn blond en fijn
gezicht boog zich over de papieren heen, en zo dicht bij de lamp was
het zichtbaar, dat hij heel grijs werd aan de slapen.
Het bovenstaande is slechts een samenvatting van de grotendeels uiterlijke gebeurtenissen. Opvallend is, dat er in de roman zo weinig 'gebeurt', vooral in het eerste deel; het tweede heeft iets meer vaart. Het overgrote deel van wordt gevuld met bezoeken van familieleden aan elkaar. Het uiterlijke gebeuren is dus 'mager'. Maar dat is juist typerend: het gaat niet om een uiterlijk gebeuren, maar om wat er zich in de zielen der hoofdpersonen afspeelt. Dit is de eigenlijke inhoud en deze ontdekken we pas, als we achter de feiten gaan zoeken naar het zieleleven van de hoofdpersonen en naar de motieven van het verhaal.
Tijd: Elly wordt verpleegster in Moekden. Het boek is geschreven in 1904 en waarschijnlijk wordt hier geduid op de Russisch-Japanse oorlog (1904-1905). Het verhaal speelt zich dan af van september tot oktober 1904 (deel 1) en van december 1904 tot april 1905.Overigens is dit van weinig belang. De tijd is wel in meer algemene zin belangrijk, nl. als motief.
Plaats: De plaatsen waar het verhaal zich afspeelt, zijn niet erg belangrijk voor de roman als zodanig. Het grootste gedeelte speelt in Den Haag, maar er wordt niet speciaal de sfeer van deze stad opgeroepen; men kan dit dan ook niet een Haagse roman noemen. Brussel, Parijs en Napels worden maar vaag aangeduid. Wel wordt de sfeer van Zuid-Frankrijk lyrisch beschreven; dit dient als achtergrond voor de liefde-beleving van Ottilie jr. en Aldo en als tegenstelling tot de noordelijke sfeer van weemoed en somberheid. Indonesie speelt een rol, als plaats waar de moord is geschied, zonder dat een speciaal Indonesische sfeer wordt opgeroepen. Een zekere eenheid van 'plaats' (als men deze term niet al te letterlijk neemt) wordt bereikt, doordat alles zich afspeelt binnen een familie. Er zijn maar weinig niet-familieleden die een rol spelen (Roelofsz, Anna). Een vermoeden van de moord zal wel tot de buitenwereld zijn doorgedrongen en daardoor leeft de familie geisoleerd; er zijn weinig vrienden en kennissen.
Personen:
Grootmama Ottilie is vroeger heel mooi geweest; ze heeft 'een grote
rol gespeeld...vroeger...in het passionele leven op Java.' Haar eerste
man was generaal De Laders, een bruut. De tweede was de assistent resident
Derckz; deze is, met haar hulp, vermoord door haar minnaar
Takma. Grootmama en Takma menen, dat nog steeds niemand het geheim van
de moord kent. Zij worden verteerd door wroeging. Hun lange leven
wordt een straf voor hun zonden. Nu het einde nadert is Ottilie bang
voor God. Als zij sterft, denkt zij, 'dat God heel goed voor haar was
geweest, niettegenstaande haar heel zondige ziel, want dat niemand...
niemand wist.
Takma is een hoge ambtenaar geweest in Indonesie. In
angsthallucinaties hoort hij de stem van Derckz. Hij is erg nerveus. Hij
denkt
steeds anders dan hij spreekt. 'Hij maakte de indruk van een diplomaat
te zijn, die, zelve steeds op zijn hoede, in een ander peilde, wat die
wist...'
Stefanie is rijk en filantropisch, maar toch zuinig. Zij is 'een
heel lelijk oud vrouwtje, een heksje, en, nooit getrouwd geweest,
zonder passies, zonder levensbehoeften, was zij in haar kleine ego-smetjes
schadeloos oud geworden.' Zij heeft een afkeer van het
hysterisch-zinnelijke en het ongodsdienstige van haar familieleden. Maar ze
wordt, evenals deze, ook verteerd
door angst, angst nl. voor de dood, voor de Hel. Ze zoekt haar toevlucht in
het calvinisme. Haar godsdienstigheid, evenals trouwens haar
hele zieleleven, is niet diep. Ze is een bekrompen burgervrouwtje,
gesteld op uiterlijk fatsoen: men moet doen, zoals het behoort. Hoewel
ze een hekel heeft aan de zondige Anton, blijft ze het contact met hem
bewaren, omdat hij geld heeft en ze hoopt, dat hij dat aan Ina zal
nalaten. Zij wil van het familiegeheim zo weinig mogelijk weten, uit
voorzichtigheid.
Anton, oud-resident, ongehuwd, is een eenzame, in zichzelf
teruggetrokken man. Hij verbergt zijn ware aard, zijn intelligentie en zijn
zinnelijkheid, voor zijn omgeving. Zijn grote verbeeldingskracht wordt
gevoed door lectuur, waarin hij helemaal opgaat.
Harold, koffieplanter in Indonesie, later industrieel, leeft onder
de obsessie van wat hij als kleine jongen heeft gezien van de moord op
zijn vader. Als een stille, lijdende man zwijgt hij hierover, tot hij
er eindelijk met Daan over spreekt. Zijn haat tegen Takma gaat
langzamerhand over tot medelijden met deze door wroeging gekwelde.
Therese is uiterlijk het evenbeeld van haar moeder en heeft, evenals
deze, een buitenechtelijk kind, Theo. Ze weet van de moord door wat
haar moeder in ijlkoortsen heeft gezegd. Rooms-katholiek geworden doet
ze boete door gebed en zelfkastijding. Ze doet dit in overdreven mate,
en hierin openbaart zich weer de 'hysterie' van de familie. Toch staat
ze min of meer buiten deze familie, doordat ze de enige is, die iets
van het verleden tracht goed te maken. Symbolisch is daarom dat ze
elders woont, nl. in Parijs.
Mama Ottilie is zinnelijk, heeft geen scherp verstand en is ondanks
haar 60 jaar nog een kind, dat vertroeteld wil worden. Ze heeft 5
kinderen, maar is 'geen moeder, geen huisvrouw, zelfs geen wereldvrouw;
mama was niets dan een vrouw van liefde.' Ze vermoedt, dat
Takma haar vader is, maar is de enige die niets weet van de moord;
daarvoor is ze te egocentrisch; ze is zo met zichzelf bezig, dat zij
niet in de werkelijkheid om haar heen doordringt. Ook bij haar speelt
het probleem van de tijd, het voorbijgaan der dingen, de ouderdom een' rol,
maar dan in deze zin, dat ze de tijd a.h.w. wil ontlopen en
ontkennen: ze wil jong blijven en een verwend vrouwtje.
Pauws is bruusk, autoritair, ongecompliceerd, openhartig en trouw;
hij houdt nog steeds van Ottilie. Symbolisch is, dat hij ook elders
woont, in Brussel: hij hoort niet bij de familie. Wat bij zijn vrouw
en zoon zo belangrijk is: de ontkenning van en de angst voor het ouder
worden, speelt voor hem geen rol. Zijn dochter Ottilie lijkt wat dit
betreft dus meer op hem dan op haar moeder en broer. Ook hierin verschilt
hij van de familie, dat hij zich wil houden aan
de maatschappelijke normen: als Lot niet kerkelijk trouwt, geeft Pauws
wel toe, dat hij daar geen waarde aan hecht, 'maar je doet het toch'.
Ook Steyn lijkt weinig op de andere familieleden; hij is evenals
Pauws een sportman. Hij is kalm, onverschillig, zelfs nu hij zijn
leven heeft 'weggegooid voor een gevoel-van-eer, aan een veel andere
vrouw.
Ina ziet neer op de Derckszen, hoewel ze er zelf een is. Ze voelt
zich meer verwant met haar moeder, de freule. Niet voor niets is zij
gehuwd met een jonkheer. Zij heeft heel wat pretenties, maar staat op
een laag burgerlijk niveau: geldzucht en nieuwsgierigheid zijn haar
voornaamste eigenschappen.
Ottilie jr. is even sensueel en mooi als haar moeder en grootmoeder,
maar haar zinnelijkheid is in evenwicht met de rest van haar
persoonlijkheid. De liefde wordt haar niet fataal. Zij stelt zich
tevreden met het geluk van het moment; daarom wil ze niet trouwen. Nu
houdt Aldo van haar, maar zal hij dat altijd blijven doen? Het idee,
dat hij haar zou kunnen verlaten, wordt niet tot een obsessie. Zij
kent niet de angst voor de ouderdom, noch de fataliteit van het
liefdeleven, zoals we die kunnen waarnemen bij de meeste familieleden.
Zij heeft een voor haar harmonische oplossing gevonden. Dit wordt in
verband gebracht met de sfeer van het Zuiden; Ottilie jr. is haar land
en haar familie, die haar benauwden, ontvlucht naar Zuid-Frankrijk en
de hele levensgang daar stelt haar mede in staat om de noordelijke
weemoed en ondergangsgevoelens van zich af te schudden. Bovendien
heeft zij het autoritaire van haar vader, wat haar positiever in het
leven doet staan. Toch lijkt zij in een bepaald opzicht op de andere
artiest van de
familie, Lot. Beiden zijn niet tot 'werk van langere adem' in staat:
Lot blijft steken in de journalistiek, Ottilie in de concerten; zij
kan zich maar enkele ogenblikken in een rol inleven, niet voor langere
tijd, zoals dat in een opera wordt vereist.
Charles oftewel Lot is in tegenstelling tot zijn moeder en
grootmoeder niet sensueel, maar lijkt ook geenszins op zijn vader. Het
zinnelijke van zijn familie is bij hem geworden tot het artistieke,
tot een ethische levenshouding. Hij heeft talent, maar is niet tot
groot werk in staat. Hij is indolent, enigszins decadent, een fat met
een zacht karakter; zijn ziel is ijdel, klein en sceptisch. Kortom:
een echte fin-de-siecle-figuur (vgl. Eline Vere). Dat hij eigenlijk niet
wil trouwen, is eensdeels het gevolg van zijn
weinig zinnelijke aard, andersdeels van de ongelukkige huwelijken van
zijn moeder en grootmoeder, Bovendien: 'Zijn vrijheid, zijn
onafhankelijkheid, zijn egoiste beweeglijkheid, die waren hem het liefst;
en
trouwen, dat was zich met handen en voeten overgeven aan een vrouw.'
Hij houdt niet hartstochtelijk van Elly, maar vindt haar sympathiek,
artistiek en intelligent. Tenslotte getrouwd gaat hij wel enigszins
van Elly houden, maar neemt zonder al te veel moeite weer afscheid van
haar. Zijn karakter wordt ondermijnd door de overgeerfde angst voor het
ouder worden. Hij zou het liefst vroeg sterven, om niet oud te hoeven
worden. Hij houdt van Italie, omdat dat niet meer oud wordt, maar al
'voorbij, verleden tijd is. 'Ik zie er (in Italie) alleen het Verleden,
en dat ligt er zo mooi rustig, dood. Dat maakt me niet treurig. Wat me
treurig maakt zijn de oude mensen en de oude dingen, die nog leven, en
die zo oud ons voorbijgaan, zo langzaam, langzaam aan...' In Nice op bezoek
bij zijn zuster is hij jaloers op haar: haar zorgeloze geluk zal hij nooit
vinden, 'omdat hij de morbide weemoed meer
voelde, omdat hij het Noorden voelde met zijn ziel...' Met zijn levensangst
en indolentie hangen ten nauwste samen zijn
opvattingen over kunst. Hij ziet de kunst los van het leven, louter
esthetisch als amusement. Hij wil schrijven voor zijn tijdgenoten.
'Hun interesseert het actuele leven, psychologisch gezien, maar
gegeven in concrete waarheden en niet omwaasd en verdicht en
verdramatiseerd voor gefingeerde personages. Daarom ben ik journalist en
voel
ik er voor dat te zijn. Mijn lezer dadelijk pakken en hem weer los te
laten, omdat noch hij, noch ik, meer tijd hebben...'
Elly is evenals Lot niet sensueel. Haar liefde voor hem is
verstandelijk, maar in tegenstelling tot hem is zij energiek, vitaal en
daadkrachtig. Zij voelt de roeping Lot te inspireren tot groot werk;
in haar verwachtingen teleurgesteld wordt zij Rode Kruis-zuster.
Overzicht: In de hoofdpersonen wordt een rijke staalkaart gegeven van
karaktereigenschappen en situaties, telkens weer anders gecombineerd.
Alle familieleden zijn door overeenkomsten en tegenstellingen aan
elkaar verbonden. Vergelijk bv. de zinnelijkheid van grootmama, Anton,
mama Ottilie en Ottilie jr. onderling en stel deze weer tegenover het
niet)sensuele van Stefanie, Lot en Elly, welke onderling zeer verschillen.
De angst voor ouderdom en dood beheerst grootmama en Takma,
en ook, maar op geheel andere wijze Stefanie en Lot, terwijl Pauws en
Ottilie jr. die angst niet kennen. Het godsdienstige van Stefanie is
heel anders dan van Therese. De ongehuwden, Stefanie en Anton, verschillen
onderling zeer. Het energieke van Elly en Hugh, onderling
weer verschillend, staat tegenover het slappe karakter van Lot, de
nieuwsgierigheid van Ina tegenover de voorzichtigheid van Stefanie
etc.
Titel:
De titel slaat op de angsten van sommige van de personen voor
het ouder worden en de ondertitel eigenlijk ook, door de ouderdom gaan
de dingen voorbij.
Plaats van het boek:
Couperus' taalgebruik vertoont eigenaardigheden,
die ten dele te verklaren zijn uit invloed van andere talen, bv.
Dercksz-sche hysterie, Pauwsche kalmte (vgl. Duits), Ik geloof zoo,
zei Hugh laconiek (vgl. Engels). Maar ook los van buitenlandse invloed
komt Couperus tot eigen woordgebruik, bv. weting (vgl. streling),
versneukerd, bewonderigjes. Vaak wijkt hij af van de gewone woordvolgorde,
bv. Daar komen al oom en tante. Of: Hem grijsden de haren. Door
overmatige interpunctie worden delen van de zin geisoleerd en benadrukt:
Zij ging,langzaam, hoog, statig, beledigd... Hij, wil trouwen.
Opmerkelijk is het Indische taaltje van tante Floor. Hoewel het boek geen
Haagse roman is zoals Eline Vere (1889), is er
toch overeenkomst tussen beide romans. Bv. Lot lijkt op Eline Vere.
Erfelijkheid en noodlot spelen in beide boeken een belangrijke rol.
Couperus behoort tot het naturalisme. Dit beschrijft eigentijdse
mensen en legt sterk de nadruk op de invloed van erfelijkheid en
milieu.
Thema:
Het thema is de voorbijgaande tijd. Dit wordt aangegeven in de
titel: Van oude mensen, De dingen die voorbij gaan. Dit wordt overigens bij
de verschillende personen anders gerealiseerd. Voor grootmama
en Takma gaat de tijd te langzaam: hun ouderdom is een straf. Mama
Ottilie, kind gebleven, ontkent a.h.w. de tijd. Lot is bang voor
ouderdom. Elly zoekt in de toekomst telkens weer een andere roeping.
Voor Stefanie brengt de tijd onherroepelijk met zich mee de dreigende 'dood
en de Hel. Anton droomt weg in het verleden. Maar vooral overheerst in dit
tijdmotief weer de moord: de herinnering daaraan, de
dreiging ervan gaat langzaam, tergend langzaam voorbij.Het tijdmotief
bestaat ook hierin, dat alles zich binnen een familie
afspeelt (wat dus een beperking inhoudt), maar dan uitgestrekt over
verschillende generaties.
Andere motieven: De huwelijken van mama Ottilie spelen vanaf het begin tot
het eind
een belangrijke rol. Zij wordt beheerst door zinnelijkheid, ze wil wel
liefde ontvangen, maar niet geven. Daarom mislukken haar huwelijken. Het
huwelijk van Lot en Elly is ook een mislukking, maar staat in
scherpe tegenstelling tot die van Ottilie. Immers noch Lot noch Elly
zijn sensueel. Elly huwt juist om datgene wat mama Ottilie zozeer
mist:opofferingsgezindheid. Maar de sympathie die Lot en Elly voor
elkaar koesteren, blijkt voldoende basis voor een huwelijk. Een ander
aspect van dit motief (en dit verbindt met het derde) is,
dat Lot en Elly neef en nicht blijken. De moord op Dercksz: men zou dit
motief ook kunnen noemen: het
huwelijks- en liefdeleven van grootmama Ottilie, maar een feit hieruit, de
moord, treedt sterk naar voren en hangt als een donkere wolk
over de gehele roman. Het bijzondere van dit motief is, dat het, in
tegenstelling tot de
beide vorige, als een kern een feit bevat, dat al lang geleden, 60
jaar voor het tijdstip waarop het romangebeuren begint, heeft
plaatsgevonden.
De drie voorafgaande motieven kan men samenvatten onder het meer
algemene: huwelijksmoeilijkheden. We zien deze in drie generaties:
grootmama en mama Ottilie en Lot. Tegenover deze wordt gesteld het
gelukkige, vrije huwelijk van Ottilie jr. en Aldo. In geen van deze vier
gevallen is de liefde in staat harmonisch samen
te gaan met de maatschappelijke huwelijksband; bij grootmama wordt deze
gewelddadig verbroken door een moord, bij mama Ottilie door scheidingen,
bij Lot en Elly wordt de band niet geheel verbroken: zij gaan
(voorlopig?) uiteen, terwijl bij Ottilie jr. van een huwelijk in
maatschappelijke zin geen sprake is. Onmiddellijk samenhangend met het
voorafgaande is het vijfde motief:
de zinnelijkheid. Immers de huwelijken van de beide oudste Ottilies
mislukken door een teveel en dat van Lot en Elly door een tekort aan
zinnelijkheid. Ook bij anderen, bv. bij Anton speelt dit motief een
rol. De kinderen en kleinkinderen erven niet alleen die zinnelijkheid,
maar ook werpt de dood op Dercksz a.h.w. een doem op heel de familie.
Erfelijkheid en familieband worden tot een noodlot dat tot in het
derde geslacht zijn macht doet voelen. Het Ding is het tot gestalte
geworden noodlot.